Het "Journael ofte gedenckwaerdige beschrijvinghe" is een scheepsjournaal opgetekend door de Hoornse schipper Willem Ysbrantsz Bontekoe, over zijn belevenissen in dienst van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Het werd voor het eerst gepubliceerd in 1646, en geeft een indrukwekkend beeld van de scheepvaart in die tijd. Het journaal beschrijft Bontekoe's reis van Texel naar Java in 1618, zijn reizen tussen de Indonesische eilanden en naar China in de daaropvolgende jaren, en uiteindelijk, in 1625, zijn terugreis naar Nederland. Die reizen worden gemarkeerd door vele avonturen en gevaren, onder andere het vergaan van Bontekoe's schip door een explosie, waarbij de schipbreukelingen bijna 2 weken in 2 kleine bootjes op open zee doorbrengen, schermutselingen met Chinezen als de VOC exclusieve handelsbetrekkingen met China probeert af te dwingen, en een verwoestende orkaan.
Het populaire jeugdboek "De scheepsjongens van Bontekoe" (1924), van Johan Fabricius (1899-1981), dat in 2007 verfilmd is, is geinspireerd door het eerste deel van dit scheepsjournaal.
By : Willem Ysbrantsz Bontekoe (1587 - 1657)
Het populaire jeugdboek "De scheepsjongens van Bontekoe" (1924), van Johan Fabricius (1899-1981), dat in 2007 verfilmd is, is geinspireerd door het eerste deel van dit scheepsjournaal.
By : Willem Ysbrantsz Bontekoe (1587 - 1657)
|
Op 28 december 1618 vertrok Bontekoe als schipper van het spiegelretourschip (Oost-Indiëvaarder) Nieuw Hoorn van Texel naar Bantam op Java. Er waren 206 bemanningsleden, allen mannen en jongens. De reis ging eerst vrij voorspoedig: het schip voer langs de punt van Brazilië, en arriveerde eind mei 1619 bij Kaap de Goede Hoop. Hier werd niet aangelegd wegens het slechte weer en omdat er nog genoeg voorraden waren. Het schip deed vervolgens 21 dagen Réunion en negen dagen Sancta Maria aan en vertrok daar op 8 september.
In de loop van de reis overleden 17 mensen, waardoor er 189 over waren toen het schip in de buurt van Sumatra was gekomen. Op 19 november 1619 raakte door onvoorzichtigheid van botteliersmaat Keelemeyn een vat brandewijn in brand en daarna de smidskolen. Een half uur nadat de brand geblust leek laaide deze weer op; de kolen waren blijven smeulen. Er waren 360 halve vaten buskruit op het schip, deels voor verdediging onderweg, deels voor transport naar Oost-Indië. Tijdens de brand stelde Bontekoe voor dit deel van de lading overboord te zetten, maar koopman Hein Rol was daar eerst tegen omdat het kruit nog nodig kon zijn als het schip nog aangevallen zou worden door Spaanse schepen. Nadat de brand zich uitbreidde ging een aantal bemanningsleden zonder toestemming van boord in een (kleinere) boot en een sloep (later schuit genoemd, kleiner dan de boot) in plaats van te helpen blussen. Bontekoe beschouwde dit als drossen, dat wil zeggen deserteren, hoewel Hein Rol, die boven Bontekoe stond, er ook bij was. De resterende bemanning begon alsnog het kruit overboord te zetten, maar de brand bereikte het nog aanwezige kruit (300 halve vaten) en het schip explodeerde. Van de 119 personen die nog aan boord waren overleefden maar twee het: Bontekoe, die zwaargewond raakte, en de jongeman Hermen van Kniphuysen. Ze werden door de boot aan boord genomen. Het aantal overlevenden was daarmee 46 in de boot en 26 in de schuit, bij elkaar 72.
Van de hemden van de inzittenden werden zeilen genaaid. Na verloop van tijd stapten de mensen van de schuit over in de boot. Soms was er voedsel: één keer kwamen er meeuwen over de boot heen vliegen, die gepakt konden worden, en een andere keer waren er vliegende vissen. Er was geen drinkwater en sommigen dronken uit wanhoop zeewater of hun urine. Het eerste raadde Bontekoe af, het tweede deed hij ook een poosje, tot deze ondrinkbaar werd. Uiteindelijk ging het regenen en had men weer drinkwater. Aan voedsel was zo'n gebrek dat de bemanning de scheepsjongens wilde doden om op te eten. Bontekoe was daar tegen, waarop ze bereid waren nog drie dagen te wachten. Net op tijd, dertien dagen na het vergaan van de Nieuw Hoorn, werd een eilandje in Straat Soenda bereikt, 15 mijl uit de kust van Sumatra, waar men zich tegoed deed aan kokosnoten. Daarna ging men door naar het vasteland van Sumatra. Hier troffen de schipbreukelingen autochtonen aan van wie ze eerst voedsel konden kopen met de munten die ze hadden kunnen meenemen uit het vergane schip. Daarna werden ze echter door de plaatselijke bevolking aangevallen, waarbij elf bemanningsleden werden gedood en vier (die overigens vermoedelijk ook gedood waren) moesten worden achtergelaten. Zo bleven er dus 57 overlevenden over. De boot kwam bij Java 23 Nederlandse schepen tegen onder commando van Frederik de Houtman, hetgeen ze behoedde naar Bantam te gaan. In 1619 was tussen het sultanaat Bantam en de Nederlanders oorlog uitgebroken en de scheepsbreukelingen zouden er niet warm zijn ontvangen. Verdeeld over de schepen gingen de overlevenden mee naar Batavia, waar Bontekoe en Rol werden ontvangen door Jan Pieterszoon Coen.
Bontekoe kreeg hier een nieuw schip toegewezen en werd naar de Zuid-Chinese Zee gestuurd. Zijn opdracht bestond uit het aanhalen van handelsbetrekkingen met China, desnoods met geweld en de Spanjaarden op de Filipijnen het leven zuur maken. Hieronder vielen ook het overvallen van Spaanse schepen en het ronselen of zelfs ontvoeren van Chinese arbeiders om op plantages en aan de forten te werken. Uiteindelijk vertrok hij in november 1625 als schipper van de Hollandia van Batavia naar Hoorn. Op de terugreis verloor hij in een orkaan bijna weer zijn schip. Op Madagaskar maakten de autochtonen het de Fries Hilke Jopkins (hij komt ook in het kinderboek voor) en een paar van zijn kameraden zo naar hun zin, dat ze niet mee terug wilden naar Nederland en zich verstopten, zodat de schipper zonder hen terug moest.
Comments
Post a Comment