Tijl Uilenspiegel in Vlaanderen

Volgens de legende was Uilenspiegel een deugniet die vrij als een vogel in de zestiende eeuw door de Nederlanden trok en iedereen voor de gek hield met zijn streken. Uilenspiegel wordt bijgestaan door zijn goedmoedige dikke vriend Lamme Goedzak en zijn vriendin Nele. Volgens de legende heeft Tijl behalve zijn schelmenreputatie ook de status van verzetsheld tegen de Franse bezetting van de Nederlanden in de 16e eeuw. Hiermee kent de figuur in Vlaanderen nu de reputatie van "geest van Vlaanderen".

By : Jan Bruylants (1871 - 1928)

1 - Boek 1, Hoofdstuk 01



2 - Boek 1, Hoofdstuk 02



3 - Boek 1, Hoofdstuk 03



4 - Boek 1, Hoofdstuk 04



5 - Boek 1, Hoofdstuk 05



6 - Boek 1, Hoofdstuk 06



7 - Boek 1, Hoofdstuk 07



8 - Boek 1, Hoofdstuk 08



9 - Boek 1, Hoofdstuk 09



10 - Boek 1, Hoofdstuk 10



11 - Boek 1, Hoofdstuk 11



12 - Boek 1, Hoofdstuk 12



13 - Boek 1, Hoofdstuk 13



14 - Boek 1, Hoofdstuk 14



15 - Boek 1, Hoofdstuk 15



16 - Boek 1, Hoofdstuk 16



17 - Boek 1, Hoofdstuk 17



18 - Boek 1, Hoofdstuk 18



19 - Boek 1, Hoofdstuk 19



20 - Boek 1, Hoofdstuk 20



21 - Boek 1, Hoofdstuk 21



22 - Boek 1, Hoofdstuk 22



23 - Boek 1, Hoofdstuk 23



24 - Boek 1, Hoofdstuk 24



25 - Boek 1, Hoofdstuk 25



26 - Boek 1, Hoofdstuk 26



27 - Boek 1, Hoofdstuk 27



28 - Boek 1, Hoofdstuk 28



29 - Boek 1, Hoofdstuk 29



30 - Boek 1, Hoofdstuk 30



31 - Boek 1, Hoofdstuk 31



32 - Boek 1, Hoofdstuk 32



33 - Boek 1, Hoofdstuk 33



34 - Boek 1, Hoofdstuk 34



35 - Boek 2, Hoofdstuk 01



36 - Boek 2, Hoofdstuk 02



37 - Boek 2, Hoofdstuk 03



38 - Boek 2, Hoofdstuk 04



39 - Boek 2, Hoofdstuk 05



40 - Boek 2, Hoofdstuk 06



41 - Boek 2, Hoofdstuk 07



42 - Boek 2, Hoofdstuk 08



43 - Boek 2, Hoofdstuk 09



44 - Boek 2, Hoofdstuk 10



45 - Boek 2, Hoofdstuk 11



46 - Boek 2, Hoofdstuk 12



47 - Boek 2, Hoofdstuk 13



48 - Boek 2, Hoofdstuk 14



49 - Boek 2, Hoofdstuk 15



50 - Boek 2, Hoofdstuk 16



51 - Boek 2, Hoofdstuk 17



52 - Boek 2, Hoofdstuk 18



53 - Boek 3, Hoofdstuk 01



54 - Boek 3, Hoofdstuk 02



55 - Boek 3, Hoofdstuk 03



56 - Boek 3, Hoofdstuk 04



57 - Boek 3, Hoofdstuk 05



58 - Boek 3, Hoofdstuk 06



59 - Boek 3, Hoofdstuk 07



60 - Boek 3, Hoofdstuk 08



61 - Boek 3, Hoofdstuk 09



62 - Boek 3, Hoofdstuk 10



63 - Boek 3, Hoofdstuk 11



64 - Boek 3, Hoofdstuk 12



65 - Boek 3, Hoofdstuk 13



66 - Boek 3, Hoofdstuk 14



67 - Boek 3, Hoofdstuk 15



68 - Boek 3, Hoofdstuk 16



69 - Boek 3, Hoofdstuk 17



70 - Boek 3, Hoofdstuk 18



71 - Boek 3, Hoofdstuk 19



72 - Boek 3, Hoofdstuk 20



73 - Boek 3, Hoofdstuk 21



74 - Boek 3, Hoofdstuk 22



75 - Boek 3, Hoofdstuk 23


Tijl Uilenspiegel komt als trickster in diverse internationaal circulerende volksverhalen voor. In het wetenschappelijke verhaalonderzoek vallen deze verhalen onder de categorie humoristische of grappige vertellingen, waarmee langere of kortere verhalen worden aangeduid die de bedoeling hebben om de toehoorder aan het lachen te maken. Allerlei grappen en grollen worden in de vorm van een biografie toegeschreven aan het personage Uilenspiegel. Deze staat dan ook wel bekend als een anekdotenbiografie of Schwankbiographie. Uilenspiegel is de hoofdfiguur in een grote verzameling anekdoten van verschillende herkomst. De anekdoten stellen met slimmigheden en woordgrappen de onnozelheid aan de kaak van degenen die Uilenspiegels pad kruisen, waarbij plaatsnamen en dateringen de waarheid van de volksverhaaltjes moeten onderstrepen. In het wetenschappelijke volksverhaalonderzoek staan de verhalen bekend onder het typenummer Eulenspiegel's Tricks. De verhalen die zich onder meer aan Tijl Uilenspiegel hechten, zijn in latere eeuwen ook verteld door en over andere (Nederlandse) figuren uit de folklore, zoals Bartje Poep.

Hoe Uilenspiegel de ridders versloeg

Uilenspiegel woonde in Hasselt bij een arme boer die de ridders moest bevoorraden. De boer kreeg hier nauwelijks iets voor terug en de ridders plunderden heel Hasselt. Uilenspiegel ging naar de ridders toe en vertelde hen over een magische wensput. De ridders hadden hier wel oor naar en besloten de dag erop naar de put te gaan. Uilenspiegel klom in de put. Eenmaal aangekomen bij de put stapte de koenste ridder van diens paard en liep af op de put. De put riep tot de ridder zijn wens te uiten en de ridder wenste honderd maagden in hun kamp. Toen de ridders terugkwamen in hun kamp stonden honderd vrouwen daar. De ridders besloten een groot feestmaal met veel drank en spijs te houden en aten en dronken tot ze niet meer konden. Toen de ridders sliepen bracht Uilenspiegel de paarden naar de boeren, de tenten en kleren naar de zwervers en de harnassen, zwaarden en schilden naar de smeden. Toen de ridders wakker werden kwamen ze erachter dat ze alles verloren hadden en vol schaamte naakt terug moesten naar de koning. Aangekomen bij de koning stond Tijl op hen te wachten en rende hen achterna.

Hoe Uilenspiegel zich als smid verhuurde

Belevenissen van Tijl Uilenspiegel op een centsprent (ca. 1820): hij steelt brood, laat zich in een bijenkorf vervoeren, wordt kok en bakkersknecht, schilder, profeet, knecht van een smid, van een schoenmaker en een kleermaker.
Uilenspiegel woonde bij een smid in Rostock, die tegen knechten die niet genoeg aanbliezen zei: hier met die blaasbalg. Toen dit tegen Uilenspiegel werd gezegd, liep hij de smid achterna naar de binnenplaats. Uilenspiegel biedt aan ook de andere blaasbalgen te halen, maar de smid draagt hem op de blaasbalg terug te zetten. Voor straf wekt de smid zijn knechten zeven dagen lang elke nacht om middernacht. Hij gaat zelf weer slapen en Uilenspiegel vraagt waarom ze wakker gemaakt worden. De smid legt uit dat knechten maar de halve nacht op bed mogen liggen en Uilenspiegel komt de volgende nacht met het bed aan zijn rug gebonden. Uilenspiegel legt uit dat het zijn gewoonte is dat het bed een halve nacht op hem ligt. De baas draagt op het bed terug op zijn plaats te zetten en Uilenspiegel moet daarboven uit het huis komen. Uilenspiegel zet het bed op zijn plaats, pakt een ladder en breekt het dak af. Als de smid op zolder gaat kijken, ziet hij wat er is gebeurd. Hij wil Uilenspiegel met een zwaard achternagaan, maar de knechten leggen uit dat Uilenspiegel alleen maar heeft gedaan wat de smid heeft opgedragen.

Hoe Uilenspiegel de koning nadeed

Uilenspiegel was op bezoek bij een dikke koning die alleen de beste spijzen at. Tijl stelde voor dat hij bij de koning mocht verblijven als hofnar. De koning nam hem aan omdat hij van lachen hield. Uilenspiegel trad elke avond op ter vermaak van de koning. Toen de koning een avond weg was had Uilenspiegel zoveel gegeten dat hij even dik was als de koning. De volgende avond trad hij op en deed hij de koning na. Toen lachte het hele volk de koning uit en verliet de koning het land uit schaamte. Uilenspiegel deelde toen alle spijzen van de koning uit aan het volk.

Hoe Uilenspiegel bij Bamberg voor geld at

Uilenspiegel gaat van Neurenberg naar Bamberg en komt bij een herberg. De waardin vraagt of hij iets wil eten en Uilenspiegel zegt arm te zijn en verlangt gratis eten. De waardin zegt dat ze bij de slager en de bakker niks voor niets krijgt en legt uit dat je voor vierentwintig penning aan de grote tafel eet. Eten aan de kleine tafels kost achttien penning en wie eet met haar gezin, betaalt twaalf penning. Uilenspiegel gaat aan de grote tafel zitten en eet zich vol. Als hij wil vertrekken, vraagt hij vierentwintig penning van de waardin. Hij zegt dat hij dood was gegaan als hij nog meer had gegeten en de waardin geeft toe dat hij voor vier man gegeten heeft. Ze stuurt Uilenspiegel weg zonder dat hij moet betalen. Een gratis maaltijd is nog te doen, maar geld toe geven wil ze niet.

Tijl Uilenspiegel en de gierige pastoor

Tijl Uilenspiegel kwam in de stad Antwerpen waar een pastoor leefde die zo gierig was dat hij zijn voedsel met niemand wilde delen, zelfs niet met zijn parochianen die er tamelijk mager uitzagen. In plaats daarvan preekt de pastoor dat ze beter mager en hongerig kunnen zijn, dan gulzig en inhalig. Tijl hoorde direct al wat de pastoor riep, maar hij kende dit soort mensen en hij besloot de pastoor een lesje te leren. Hij vroeg aan de pastoor of hij bij hem kon werken als koster. Dat vond de pastoor goed, want Tijl had zo'n sullig gezicht getrokken dat de pastoor geloofde dat hij te dom was om hem te bedriegen. Tijl had op de eerste dag al het eten uit de kelder van de pastoor gestolen en op Pasen, toen het feest was, deelde Tijl als koster het eten aan de hongerige parochianen in de kerk en buiten begonnen ze ervan te eten. Intussen had de pastoor ontdekt dat Tijl zijn kelder had geplunderd. Hij was woest en hij eiste het eten terug. Tijl antwoordde daarop tegen de pastoor dat hij beter mager en sober kon zijn, dan gulzig en inhalig. De pastoor werd nog kwader, maar durfde niet tegen Tijl in te gaan.

Tijl Uilenspiegel en de minstreel

Tijl Uilenspiegel loopt door de straten van Antwerpen waar hij in een taverne een minstreel van het hof zijn zangkunsten ziet vertonen. De minstreel is eigenlijk een banneling en mag niet meer in de binnenstad komen. Tijl verzint een list en maakt een masker van eikenhout voor de minstreel. Hij treedt op samen met de minstreel met een zelfgemaakte tamboerijn. De dochter van de koning ziet het optreden en overtuigt haar vader dat de minstreel weer aan het hof mag komen zingen. Na het eerste optreden regent het kwartels en kuikens in het paleis van de koning. De koning ziet dit als een teken van God en raakt zo ontroerd dat hij zelfs zijn dochter met de minstreel laat trouwen. Hij richt een feestmaal aan ter ere van het huwelijk. Tijl stuurt de minstreel weg en maakt een identiek eikenhouten masker, waarna hij zelf met de dochter van de koning trouwt.

Tijl Uilenspiegel bedriegt de adel

Tijl Uilenspiegel was in Gent en liet daar weten dat hij rond Gent zou vliegen. De adel vond dat mooi om te zien en ze besluiten te gaan kijken. Tijl Uilenspiegel vraagt alvorens aan de rijke adel om goudstukken te geven. De adel betaalde en Tijl Uilenspiegel klom de kerktoren in en voordat hij zou vliegen riep hij aan de adel dat hij dacht dat hij de enige gek van Gent was, maar hij weet nu dat de adel nog gekker is dan hijzelf. Zij gaven een gek die beweert te kunnen vliegen hun geld en komen dan ook nog kijken hoe die gek gaat vliegen. Daarom is de adel nog gekker dan hijzelf. De adel schaamt zich hevig en kwamen tot de ontdekking dat ze inderdaad zot waren om een gek te geloven. Zodoende kreeg Tijl een flinke som geld om zijn vliegkunst te tonen zonder dat hij ooit heeft gevlogen.

Tijl Uilenspiegel en de glasblazer

Tijl Uilenspiegel gaat naar Poperinge om te werken bij een glasblazer. De glazen van deze glasblazer worden elke zondag opgehaald door de pastoor, waarvoor de glasblazer geen enkele vergoeding krijgt. Tijl besluit dit onrecht aan te vechten door op zondag, tijdens de mis in de Sint-Janskerk de glazen om te wisselen met porseleinen kopjes. Hierna vraagt de pastoor om vergeving voor zijn zonden en geeft Tijl een gulden daalder, waarmee hij een huis koopt. De glasblazer geeft hem uit dankbaarheid een glas met zijn eigen naam erop.

Tijl Uilenspiegel en de bakker

Tijl Uilenspiegel was op weg naar Brugge en kreeg onderweg ongelooflijke honger. Hij stopte om te eten in Damme, waar een beruchte bakker woonde die de beste broodjes maakte van heel Vlaanderen. Eenmaal bij de bakker aangekomen, bleek de bakker vier beeldschone dochters te hebben, die allemaal dag en nacht in de bakkerij moesten werken voor geen geld. De bakker maakte die broodjes niet eens zelf. Tijl stelde voor ook te komen werken voor de bakker. De gierige bakker ging akkoord en liet Tijl wekenlang zwoegen in ruil voor brood. Op een dag liet Tijl drie van de dochters in bed liggen en ging met één naar de bakkerij. Met haar haalde hij de zakken meel weg en bedekte de andere slapende dochters hiermee. Toen de bakker ontwaakte, kwam hij kijken bij zijn dochters maar zag hij drie spoken liggen. De bakker schrok zo erg hiervan dat hij smeekte om genade.

Tijl Uilenspiegel en het beeld van Sint-Maarten

Tijl Uilenspiegel kwam in Oudenaarde waar hij in dienst treedt tot de legercommandant Korjuin die zo'n omvangrijke buik heeft dat Tijl goed besefte dat deze zich volpropt met eten. Korjuin maakte van Tijl zijn huismeester, omdat hij naar het slagveld moet gaan om tegen de geuzen te strijden. Tijl ontdekte dat in de kelder een hoop heerlijke hammen, gebraden speenvarken, lammeren en reigerpasteien staan. Ook staan er een vat bier uit Antwerpen en ook een vat wijn uit Orléans. Hij stal al het eten uit de kelder en verstopte deze in de kerk waar hij heerlijk van smikkelde. Een week later komt Korjuin terug en Tijl vertelde hem dat zijn kelder was beroofd door de gemaskerde mannen die hem hadden gedwongen het eten te geven. Tijl geloofde dat het geuzen waren. Korjuin wilde weten waar de geuzen zijn. Tijl vertelde Korjuin dat ze waarschijnlijk in de kerk zitten, omdat ze daar veilig zijn van geweld. In de kerk mag geen geweld worden gepleegd. Korjuin ging naar de kerk en trof daar het eten aan bij het heilige beeld van Sint-Maarten. Hij gelooft dat Sint-Maarten zijn eten heeft gestolen, opgegeten, en later weer teruggetoverd heeft. Korjuin werd zo kwaad dat hij met zijn zwaard eerst een arm van het heilige beeld van Sint-Maarten afhakte, en vervolgens een talisman maakte van de vingers. Dat was een zeer zware misdaad, namelijk heiligschennis. Korjuin vreesde voor de inquisitie en Tijl raadde hem aan dat hij voor Sint-Maarten moet spelen, net zo lang totdat zijn soldaten een nieuwe beeld hebben gemaakt. Maar Tijl hield niet van verkleden, en doste zich uit als een wilde raaf om alle vogelverschrikkers in het dorp te lijf te gaan. Hierna stond Tijl dan ook bekend als "Koning Vogelverschrikker".

Tijl Uilenspiegel in Lierderholthuis

Uilenspiegel zou eens in Lierderholthuis zijn geweest, een dorpje dat nu binnen de gemeente Raalte valt. Op een warme dag in augustus liep hij eens door Salland. Tijl zou bij Lierderholthuis onder een brug hebben geslapen en op de plek tot zijn nek in het water hebben gestaan, waar hij wilde schuilen toen het regende. 'Domme boeren, waarom gaan jullie niet als ik schuilen onder de brugge.' In Lierderholthuis stond eens de Uilenspiegelbrug over de Oude Wetering.

Dit verhaal duikt voor het eerst op in 1922 en daarna in enkele sagenboeken. In het gehucht staat op een pleintje een sculptuur van Tijl Uilenspiegel uit 2003, gemaakt door kunstenaar Frank Stoopman. Tijl staat bij een halfrond bankje, dat aan één kant poten mist. Hij moet het daarom vasthouden, wat tot gevolg heeft dat hij er niet in slaagt om zijn zotten- of narrenkap te pakken, die iets verderop ligt. Uilenspiegel wil hulp van de bezoeker aan het dorp en wijst naar zijn narrenkap. Een oud lijkend opschrift op het bankje, dat is bedacht door de kunstenaar, wijst er op dat de omstander zich wel twee keer moet bedenken voor hij de kap, met lange punten en belletjes, aan Uilenspiegel zal geven: 'Ghy moet vooraf wel bedencken, Indien ghy Thyl den sottenkap wil schencken, En dat is bij hem altijd het geval, Hij ook de wereld op sijn kop setten sal.'

Comments

Random Post